“Als kind, toen onze zintuigen opener waren, ervoeren wij misschien een grotere verbondenheid met het universum.Maar naarmate we ouder worden, leren we onze eigen persoonlijkheid al te zeer te koesteren.Met als gevolg: een dieper gevoel van afgescheidenheid en individualiteit ten koste van de warmte en veiligheid waar ons hart naar verlangt. De druk en complexiteit van de moderne samenleving maken het niet eenvoudig om het anders te doen, want om succes te hebben in zaken, in vriendschap of zelfs in spel, worden we bijna gedwongen tot competitie en spanningen die vervreemding en angst veroorzaken. Onze voornaamste activiteiten, zoals naar school gaan, een gezin stichten en carrière maken brengen verwikkelingen en beperkingen met zich mee die onvermijdelijk lijken….
Als wij onze gevoelens en gewaarwordingen beperken, geven ze ons niet de steun die we nodig hebben om gezond en gelukkig te zijn. Als onze zintuigen als reacties hierop ons zachtjes uitnodigen om ons open te stellen, horen we hun vraag om aandacht misschien niet eens door de controle van verstand. Wij gaan verlangend op zoek naar vervulling buiten onszelf en rennen rusteloos van het ene vermaak naar de andere, alsof de voorraad beperkt zou zijn. Wij raken in de ban van het idee dat vervulling “ daar ergens” te vinden is…als we maar hard genoeg zoeken, werken of spelen. Wij worden aangetrokken tot opwindende activiteiten die onze geest en onze zintuigen lijken te stimuleren maar ons onbevredigd achterlaten. Hoe sneller wij lopen des te verder raken we af van werkelijke voldoening. Werkelijke voldoening zit binnen, achter de deur van de zintuigen.” KN I p. 5 en 6